header

Gebruik de juiste lijmkam

Voordat je tegels op vloeren of tegen muren gaat plaatsen, moet de tegellijm gelijkmatig correct worden aangebracht. Dit klinkt makkelijk en iedereen denkt dit deel wel te beheersen. Toch zijn er hierover genoeg details te benoemen die een wezenlijke invloed hebben op het eindresultaat. Daarom een extra woordje van uitleg bij de ‘standaardzinnen’ die je hierover zoal tegenkomt in de literatuur en op de productverpakkingen

Uitgangsprincipes
Het allerbelangrijkste is het contactoppervlak, ofwel hoeveel procent van de lijm effectief is verbonden met de tegel EN de ondergrond. Hiervoor hebben we normen afgesproken waaraan een betegelde vloer of wand zou moeten voldoen. Daarbij wordt verschil gemaakt tussen binnen of buiten geplaatst tegelwerk.

Buiten kun je je voorstellen dat er een 100% vulgraad (ofwel contact) moet zijn tussen tegel en ondergrond. De reden laat zich raden. Naast het vervelende hol klinken van niet opgevulde ruimtes kunnen deze zich buiten vullen met vocht dat op zijn beurt kan bevriezen. En dat geeft schade hetgeen we niet willen. Deze 100% geldt zowel voor de wand als de vloer.

Bij binnenwerk volstaat 80% contact, alhoewel wij ook hier voor de vloer altijd aanraden om voor 100% te gaan. Bij kant-en-klare pasteuze lijmen die alleen binnen en op de wand kunnen worden gebruikt, volstaat 65%. Dit heeft een specifieke reden: deze lijm wordt pas hard als hij met lucht in contact komt. Later hierover meer. In de URL-35-101 staat een tabel met iets afwijkende waarden, dit komt omdat die 100% in de praktijk vaak moeilijk bereikbaar (en controleerbaar is).

 Tabel 5; Minimale contactoppervlak¹

 

Minimaal lijmcontactoppervlak

Vloertegelwerk

80%

Vloertegelwerk (dubbelzijdige verlijming en vloeibedlijmen)

95%

Wandtegelwerk

65%

¹ Van alle tegels in een tegelveld mag 5% een mindere contactoppervlak hebben, maar nooit een contactoppervlak van 15% minder dan het minimale lijmcontactoppervlak van de tegel. Bij deze tegels moet de hechtlaag ook gelijkmatig zijn verdeeld over het tegeloppervlak.

Een tegel kan aan de legzijde vlak of geprofileerd zijn. Deze mate van vlakheid bepaalt twee zaken: welke lijm gebruiken we het beste en met welk gereedschap breng ik de lijm aan. Hetzelfde gaat ook op voor de ondergrond: de mate van vlakheid (of tegengesteld: mate van oneffenheid) bepalen dit dus ook. Op de lijmkeuze gaan we nu niet in, we praten hier namelijk over het gereedschap!

Vele soorten en modellen lijmkammen
Er is een oerwoud aan lijmkammen beschikbaar, dus is een (goede) keuze niet altijd eenvoudig. Herkenbaar is waarschijnlijk de typering 6x6x6. Deze drie getallen staan voor: 1. Afstand tussen de tanden 2. Diepte van de tanden 3. Breedte van de tanden

Deze lijmkam wordt tijdens het uitsmeren van de lijm enigzins schuin gehouden. Het effectieve resultaat zal dus een lijmril zijn van zo’n 4 mm hoogte en 6 mm breed die 6 mm uit elkaar staat. Dit zijn kammen met vierkante vertandingen, maar er bestaan ook driehoekige, halfronde of schuine kammen. Zeer veel keuze dus.

 

De lijm moet altijd gelijkmatig verdeeld worden over het oppervlak en je moet voldoende lijm aanbrengen, zodat de tegels vlak liggen en voldoende contact met de lijm hebben. Het laat zich dus raden dat grote tegels een dikkere lijmlaag nodig hebben en kleinere tegels een dunnere laag. Dus onthoudt: grote tegels, grovere lijmkam, meer lijm opbrengen. Uitzondering op deze regel zijn de dunne, keramische platen met een dikte van ca. 3 tot 6 mm. Hiervoor gebruik je een lijmkam met een vertanding van 6x6x6 mm. Bij pasteuze lijmen worden juist lijmkammen geadviseerd waarbij de tanden wat verder uit elkaar staan, zodat er juist wél lucht tussen de rillen achterblijft. Omdat dit wandwerk is, kan dat prima en de lijm heeft de lucht nodig om goed te kunnen uitharden/drogen.

De verwerking  
Zorg er altijd voor dat de lijm in een rechte rillen wordt aangebracht. Onderzoek laat zien dat in bogen of cirkels aangebrachte lijm zeer nadelig zijn voor het contact. Er wordt met deze werkwijze lucht ingesloten en dus nooit een optimaal contact bereikt. Bij wanden adviseren wij bovendien de lijmrillen horizontaal (en ook recht) aan te brengen, omdat daarmee wordt vermeden dat eventueel vocht dat achter de tegels mocht komen volledig vrij naar beneden kan lopen.

“Plaats binnen de opgegeven open tijd na het opbrengen van de lijm de tegels of elementen met een licht schuivende beweging en druk ze stevig aan. Bij warm weer of intensieve ventilatie kan de open tijd korter zijn.” Een stuggere lijm laat zich moeilijk indrukken, dus breng nooit teveel lijm in één keer aan op de ondergrond. Pastalijm droogt door contact met lucht en poederlijm verhardt door de reactie van haar componenten. De schuivende beweging drukt de rillen plat en zorgt voor optimaal contact. Een tegel recht neerleggen, niet schuiven en alleen maar kloppen zorgt ervoor dat er lucht onder blijft zitten.

“De tegellijm moet in een zodanige laagdikte aangebracht worden, dat ook bij zwaar geprofileerde tegels voldoende contact ontstaat tussen tegel en de tegellijm.” Hiervoor zijn er meerdere oplossingen. Enerzijds kun je de ondergrond ‘voorspanen’ ofwel voorzien van een laag lijm die met de vlakke kant van de lijmspaan wordt uitgestreken. Anderzijds is er het dubbele verlijmen (floating buttering-methode). Dan wordt zowel de ondergrond als de achterzijde van de tegel ingesmeerd met lijm.

“Bij gebruik van een getande tegellijmspaan dient deze regelmatig op slijtage te worden gecontroleerd om te voorkomen dat de tegellijm in te dunne rillen wordt opgezet” Omdat de tanden van de lijmkam in direct contact komen met de vaak harde ondergrond kan een langdurig gebruik van dezelfde lijmkam leiden tot slijtage van de vertanding. Bij een 6x6x6 lijmkam breng je dan dus geen lijmril van 4 á 5 mm aan, maar één van hooguit 3 mm. Devies is dus om bij grotere werken tijdig een nieuwe lijmkam te gebruiken.

Bij groot formaat (en dus zware) tegels wordt het werken met truweel en dotten lijm nog al een gebruikt, omdat dit ze beter op hun plaats houdt. Zoals eerder benoemd, bereik je dan nooit de vereiste vullingsgraag en is de kans groot dat er hol klinkende ruimtes ontstaan. Naast dat dit hol klinken zeer vervelend is tijdens de levensduur van de vloer, leiden holle ruimtes vaak tot schades. De tegel kan daar breken als gevolg van een zwaardere belasting of bij buitenwerk verzadigen met water – wat weer tot vorstschade kan leiden.

Samenvattend
Een rode draad in veel van onze adviezen: bezint eer ge begint! Denk goed na, kijk naar de vlakheid van de tegel en ondergrond en naar het formaat. Kies een lijmkam in functie van een zo optimaal mogelijk contact tussen tegel en ondergrond. Met de juiste kam en aanbrengmethode kan het niet mis gaan. Dit staat los van een juiste keuze van soort lijm, hetgeen overigens minstens zo belangrijk is. Nog zo’n cliché, maar zeker ook hier weer van toepassing: een goede voorbereiding is het halve werk!

© OMNICOL  april 2019

april 23rd, 2019 door