header

Dilataties in tegelwerk

Wie kent ze niet? Die onderbrekingen van grotere tegelvlakken door een voeg gevuld met kit of een ingewerkt profiel? Of hoek- en wand-vloeraansluitingen voorzien van een kitnaad. Waarom zitten die er nu? Is dit echt nodig?

Dat zijn goede vragen en het antwoord is in 99 van de 100 gevallen: ja, helaas is dit nodig. Constructie-technisch is er vaak een bittere noodzaak om deze ‘dilataties’ aan te brengen. Maar met een goede uitvoering kan dit heel netjes worden uitgevoerd en voorkomen worden dat het optisch als storend wordt ervaren. Laten we iets dieper ingaan op de techniek en de reden waarom, wellicht dat de acceptatie dan ook makkelijker wordt.

De vrije vertaling van dilatatievoeg is bewegingsvoeg. In Nederland is er een prachtig document gemaakt, de URL (afkorting van uitvoeringsrichtlijn) 35-101 die alle facetten van het plaatsen van tegels beschrijft. Eigenlijk zou dit voor iedere tegelzetter verplichte literatuur moeten zijn. En handig is dat er controlelijsten in zijn opgenomen die voor iedere vakman van toepassing komen.

In België, zijn er vanuit het WTCB duidelijke richtlijnen opgesteld die deze materie benoemen. Zie onder andere publicatie 2010/03.12.

Een afwerking met tegels is een hechtende opbouw en daarmee is het van belang rekening te houden met wat er allemaal in de ondergrond (daar waarop wordt gehecht) kan gebeuren. Als de ondergrond kan krimpen, uitzetten, bewegen, doorbuigen of iets dergelijks kun je begrijpen dat een stijf materiaal als een tegel moet kunnen ‘buigen’ want anders wordt het ‘barsten’. Dat is even heel kort door de bocht geredeneerd.

Allereerst zijn er richtlijnen voor de aan te houden voegbreedtes. Bij het bepalen daarvan dient rekening gehouden te worden met de te gebruiken tegelsoort en voegmortel.

 minimale voegbreedte*

 

Minimaal voegbreedte

Vloertegels

3 mm

Wandtegels

2 mm

* Genoemde minimale voegbreedten zijn richtwaarden, in afstemming met de lijmleverancier kan hiervan afgeweken worden.

Randvoegen dienen voldoende breed te zijn voor het aanbrengen van de betreffende voegvulling. Indien deze voegen gekit worden, geldt dat bij de voegen het aansluitend tegelwerk in geen geval koud mag aansluiten.

Dilataties
Al in de ontwerpfase dient rekening gehouden te worden met het voorzien van dilatatievoegen in zowel de onderliggende constructieonderdelen als in het tegelwerk zelf. Dilataties in de ondergrond dienen door architect, constructeur of de (hoofd)aannemer te zijn bepaald. De specificatie van dilatatievoegen moet de aanduiding van het type, materialen en constructie, afmetingen (breedte en diepte), positie bevatten. De tegelzetter dient dilataties die aanwezig zijn in de ondergrond door te zetten in het tegelwerk recht boven de aanwezige dilataties.

Algemene richtlijnen

  • Zwevende of niet-hechtende dekvloeren mogen geen L-vorm hebben of een breedte die plaatselijk wordt versmald zonder dat hiervoor dilataties zijn aangebracht.
  • Een zwevende of niet-hechtende cementgebonden dekvloer heeft geen groter veld dan 80 m² en de langste zijde bedraagt ten hoogste 10 m.
  • Een zwevende of niet-hechtende cementgebonden en/of calciumsulfaat gebonden gietdekvloer heeft een afmeting van ten hoogste 400 m² en, indien voorzien van vloerverwarming, zijn de diagonalen van het vloerveld maximaal 50 m.
  • Dilataties dienen te zijn doorgezet in eventuele vloerverwarmingsvelden. De vloer moet rondom voorzien worden van kantstrook/dilatatie band (ook langs kozijnen en leidingen).
  • De zwevende of niet-hechtende dekvloer dient ten minste 7 mm vrij te liggen van alle aangrenzende wanden of obstakels.

De uitvoering
De dilataties dienen te worden uitgevoerd met afdichtingsmateriaal dat vervorming kan opnemen en zal normaal gezien zijn gespecificeerd. Dit dient te worden aangebracht op de plaats zoals overeengekomen. Dilataties uit onderliggende constructie(lagen) dienen door de tegelzetter altijd te worden doorgevoerd tot de bovenkant van het tegelwerk.

  • Waar in de ondergrond twee verschillende materialen op elkaar aansluiten moet een dilatatie worden aangebracht tot in het bovenliggende tegelwerk. Deze dilatatievoeg dient tenminste 4 mm breed te zijn.
  • Alle in- en uitwendige hoeken, aansluitingen alsmede dilatatievoegen moeten worden vrijgehouden van tegels en voegmateriaal (4 – 5 mm wordt aanbevolen maar is afhankelijk van de breedte van de tegelvoeg).
  • Inwendige hoeken kunnen worden afgekit met een blijvend elastische voegkit, eventueel in combinatie met een primer.

Uitwendige hoeken kunnen op verschillende manieren worden afgewerkt.  In uitwendige hoeken mogen geen koude voegen (ongevulde voegen) voorkomen. Indien geen afspraken zijn gemaakt dient de voeg met kit gevuld te worden. Als alternatief voor kit kunnen voorgevormde profielen gebruikt worden. Maar best verifieer je dit vooraf even met de opdrachtgever om iedere discussie uit te sluiten.

Welke typen (dek)vloeren kunnen we onderscheiden?
Het type ondergrond is mede bepalend voor hoe en wat voor dilataties aangebracht worden, vandaar even een uitleg over de verschillende soorten die we in de bouw zoal tegen komen. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen hechtende, niet-hechtende en zwevende dekvloeren. Om een duurzame hechting met de ondergrond te bereiken, dient men de aard en de voorbereiding alsook de samenstelling en de uitvoering van de dekvloer weldoordacht te kiezen. 

1. Hechtende dekvloer

Hechtende dekvloeren kunnen enkel uitgevoerd worden op stabiele, voldoende cohesieve, draagvloeren die vrij zijn van actieve scheuren. Vóór de uitvoering van de dekvloer moet de ondergrond volledig stofvrij gemaakt worden en ontdaan van cementsluier (eventueel door stralen). Een voorbeeld van een hechtende vloer is bijvoorbeeld gestorte beton in dikkere of dunnere lagen die voorzien zijn van wapeningsnetten.

2. Niet-hechtende dekvloer

Wanneer er tussen de dekvloer en de draagvloer een scheidingslaag (bv een folie) voorzien wordt, hecht de dekvloer nergens aan de ondergrond. Bij niet-hechtende dekvloeren zijn omtrekvoegen, en eventueel ook uitzetvoegen, aanbevolen aangezien de dekvloer onder invloed van vocht en warmte bewegingen kan ondergaan. Om elk contact tussen de dekvloer en de vaste bouwdelen te vermijden, voorziet men omtrekvoegen en uitzetvoegen ter hoogte van deuropeningen en bij grote oppervlakken (groter dan 40 m² voor verwarmde vloeren en groter dan 50 m² voor niet-verwarmde vloeren) of grote lengten (langer dan 8 m). Men tracht bij de positionering van de uitzetvoegen zo veel mogelijk rechthoekige velden te vormen.

3. Zwevende dekvloer

Dit dekvloertype wordt toegepast wanneer er onder de dekvloer een thermische- en/of akoestische-isolatielaag voorzien werd. Doordat de dekvloer aangebracht wordt op een min of meer samendrukbare isolatielaag, kan hij bepaalde bewegingen ondergaan en dient hij voorzien te worden van verdeelvoegen.

Vóór de plaatsing van de zwevende dekvloer moet men erop toezien dat de isolatielaag vlak is en vrij van uitstekende randen die de bewegingen van de dekvloer op de scheidingsfolie boven de isolatie kunnen verhinderen.

Al met al best wel weer een flinke brok aan theoretische kennis die hieraan ten grondslag ligt. De bepaling hoe en waar zou je als uitvoerende partij het beste overlaten aan constructeurs. Maar geef wel als vakman aan dat jij weet dat ze moeten worden opgenomen in het ontwerp, mochten deze ‘dilataties’ nog niet zijn opgenomen. Hiermee geef je blijk van vakkennis en je voorkomt er schades en mogelijke conflicten mee! Iedereen blij dus.

Succes.

© OMNICOL  juni 2019

juni 11th, 2019 door